Algemene Schoonmaakregels

 

 

 

 

  1. klamvochtige werkdoek...
  2. dubbelgevouwen...
  3. weer dubbelgevouwen...
  4. en wanneer nodig nog een keer vouwen tot een handzaam formaat.

Gebruik regelmatig een schone kant van de werkdoek.

 

De gouden schoonmaakregels:

  • Stof is niet te vegen.
  • Laat droog wat je droog kunt verwijderen.
  • Te nat werken geeft fouten, dus extra werk.
  • Kijken, denken en dan doen.
  • Controleer tijdens je werk je eigen werk.
  • Zorg dat je voldoende werkdoeken en moppen bij je hebt. 

 

De algemene regels bij het schoonmaken:

  1. Bekijk de ruimte vooraf. Bereid je voor.
  2. Werk van schoon naar vuil.
  3. Eerst droog, dan nat.
  4. Werk van boven naar beneden.
  5. Regelmatig een nieuw sopje.
  6. Sop direct weggooien na gebruik.
  7. Controleer na afloop de ruimte.
  8. Ruim de schoonmaakspullen op.

Schoonmaakmethodes:

  • droog reinigen
  • klamvochtig reinigen
  • nat reinigen
  • reinigen met microvzel

Vuilsoorten:

  1. Los droog vuil, te verdelen in stof en grover los vuil (bijv. zand).
  2. Aangekleefd, licht gehecht, vettig of vochtig vuil (bijv. koffievlekken)
  3. Sterk gehecht en/of ingedrongen vui; (bijv. schoenstrepen)

In het schoonmaakprogramma staat:

  • wat er schoongemaakt moet worden;
  • waar dit moet gebeueren;
  • wanneer en hoe vaak dit moet gebeuren (bijv. dagelijks).

Indeling schoonmaakmiddelen:

  • reinigingsmiddelen (bijv. allesreiniger)
  • ontsmettingsmiddelen (bijv. chloor)
  • onderhoudsmiddelen (bijv. meubelolie)