Textiel betekent 'geweven stof'. Textiel wordt gebruikt voor kleding, maar ook in de aankleding van een huis zoals gordijnen of de bekelding van een bank. In het huishouden gebruik je ook textiel. Dit geldt ook voor de traditionele schoonmaak, werkdoeken, zemen of vaatdoeken. Buitenshuis zie je ook veel textiel, zoals een tentdoek of een parasol.
Textiel die gebruikt wordt voor de schoonmaak moet regelmatig worden gewassen (zie Het wasproces).
Functies van textiel
Textiel heeft verschillende functies. Kleding beschermt tegen de kou, warmte en vocht. Met kleding kun je je ook onderscheiden van anderen. Zo kun je mensen herkenen, bijvoorbeeld artsen of het uniform van de politie. Sommige mensen dragen ook bepaalde kleding om hun cultuur te laten zien, zoals de Spaanse flamencojurk.
Materialen
De basismaterialen waar textiel van gemaakt is noemen we grondstoffen. Textiel kan bijvoorbeeld van wol of polyester gemaakt zijn. Grondstoffen kunnen haren van dieren of vezels van een plant zijn. Dit zijn natuurlijke grondstoffen. Grondstoffen kunnen ook op een fabrieksmatige manier geproduceerd worden. Dit zijn de kunstmatige grondstoffen. Een ander woord voor kunstmatig is synthetisch.
Natuurlijke grondstoffen kunnen in twee groepen worden verdeeld:
Kunstmatige grondstoffen kunnen in twee groepen woredn verdeeld:
Katoen
plantaarig
Linnen
plantaardig
Wol
dierlijk
Zijde
dierlijk
Viscose
Half synthetisch
Polyamide (nylon)
synthetisch
Polyester
synthetisch